Thermische massa in de EPC

Waarom is thermische massa van invloed op het energiegebruik? Neem als voorbeeld een gebouw met weinig thermische massa; zoals een serre. Op een zonnige ochtend loopt de temperatuur er snel op, en het kan er zo warm worden dat de vloerkoeling of airco aanslaat. Later, op dezelfde dag, wanneer de zon is verdwenen en de temperatuur snel daalt zal de verwarming in bedrijf komen. Koelen en verwarmen dus, op dezelfde dag. Dan is er twee keer energie verbruikt!
Terwijl in een gebouw met meer thermische massa zou op dezelfde dag en op dezelfde plek waarschijnlijk helemaal geen koeling én geen verwarming nodig zijn. Door thermische massa wordt warmte gebufferd, zoals de gratis warmte van de ochtendzon. Die warmte gaat in de bouwconstructie zitten en dat zorgt er voor dat de temperatuur in het gebouw stabiel blijft.
In de NEN 7120 waarmee we de EPC (en straks de BENG-indicatoren) berekenen, wordt de invloed van thermische massa meegerekend. De berekenaar heeft daarvoor de keus tussen een eenvoudige methode (naar bouwtype) of een uitgebreidere methode. De invloed van thermische massa is groot. Bijvoorbeeld bij woningen kan het effect op de EPC tot 0,10 punten bedragen. In het voordeel van het gebouwtype met meer thermische massa. Bij houtskeletbouw is het toepassen van vloeren met een cementdekvloer een mogelijke EPC-verbeterende maatregel, omdat dat de thermische massa verhoogt.
Zijn er ook situaties waarin thermische massa een nadeel is? Ja. Denk aan gebouwen die incidenteel gebruikt worden. Bijvoorbeeld alleen in het weekend. Voor die gebouwen heeft weinig thermische massa de voorkeur. Er hoeft gedurende de week niet verwarmd of gekoeld te worden en de temperatuur in het gebouw mag fluctueren. Wanneer het gebouw gebruikt gaat worden, is het voordeel dat het snel en met weinig energieverbruik op te warmen (of af te koelen) is. Dit zijn echter uitzonderingsgevallen, en in de NEN 7120 worden incidenteel gebruikte gebouwen niet als categorie onderscheiden.
In de EPC-adviezen probeert bureau Kent zoveel mogelijk het theoretische advies (conform NEN 7120 en BENG) te combineren met praktische maatregelen voor het daadwerkelijke gebruik van het gebouw.