Groot onderhoud warmtewet nodig

De warmtewet is ontstaan vanuit goede bedoelingen. De wet beschermt eindgebruikers en houdt de beheerders van energie-installaties scherp. Maar op de langere termijn is het fundamentele uitgangspunt voor de wet, ‘warmte uit een warmtenet mag nooit duurder zijn dan warmte van een gasketel’, niet houdbaar.
Overal in Nederland liggen kleine en grote warmtenetten. Soms gevoed door een WKO-installatie, soms door restwarmte van een elektriciteitscentrale. Honderdduizenden woningen worden er mee verwarmd. De warmtewet bepaalt hoeveel deze warmte mag kosten: niet meer dan wanneer een HR-ketel de warmte zou leveren.
Er wordt gepraat over een wijziging van de warmtewet en in dat kader is het interessant om de vraag ‘hoe draagt de warmtewet bij aan een duurzame energievoorziening?’ te stellen. Allereerst: volgens bureau Kent zet de warmtewet leveranciers er toe aan om hun installaties goed in te regelen en te onderhouden. En dat is, helaas, nodig. Zonder warmtewet konden de kosten als gevolg van niet goed functionerende techniek nog afgeschoven worden naar de eindgebruikers. Dat kan nu niet meer. Dit betekent dat warmteleveranciers nu meer hun best doen om de warme efficient op te wekken en te transporteren. Een beter energetisch rendement hangt bij WKO-installaties en restwarmtelevering nauw samen met een beter financieel rendement voor de leverancier. Wat dat betreft biedt de wet een incentive aan warmtenetbeheerders om hun installaties efficient te houden en dat is prima.
Voorgenomen wijzigingen in de wet doen daar nog een stapje bovenop. Bijvoorbeeld door ook grenzen te stellen aan de koudetarieven in een WKO-installatie. Terecht natuurlijk: om een WKO-installatie succesvol te laten werken, moet deze in de zomer opgeladen worden. Dat gebeurt door koude te leveren aan afnemers. Je zou zelfs kunnen redeneren dat aangeslotenen op een warmtenet geld zouden moeten ontvangen: ze nemen geen koude af, maar ze leveren warmte terug. Zover zal het vast niet komen, maar duidelijk is dat de belangen van de WKO-beheerder en de aangeslotenen hier parallel lopen.
Nog weer complexer wordt het wanneer er lauw water geleverd wordt. Water van 35 graden bijvoorbeeld, misschien wel warm genoeg voor vloerverwarming maar niet om onder te douchen. Dan hebben aangesloten huishoudens alsnog een warmtepomp in de woning nodig om het lauwe water op te warmen naar een bruikbare temperatuur van 65 graden. De wet is daar wel van toepassing hoewel duidelijk is dat de eindafnemer extra kosten moet maken om de warmte te kunnen benutten. De wet is al erg ingewikkeld en voor dit soort situaties zal de wet helaas nog ingewikkelder worden wanneer we het ‘niet meer dan anders’ uitgangspunt willen handhaven.

De hamvraag is: hoe houdbaar is de gasketel als referentie? Nederland is een gasland geweest en de gasketel is zo populair geworden omdat het de goedkoopste manier is om onze woningen te verwarmen. Maar de goedkoopste manier is niet de duurzaamste manier. In mei van dit jaar lichtte het kabinet dan ook toe: ‘’Bovenal is het gebruik van aardgas als referentiepunt op langere termijn onhoudbaar. Met oog op de verduurzaming van de energievoorziening zal het gebruik van aardgas als bron voor de warmtevoorziening immers vrijwel in zijn geheel moeten verdwijnen.’’ Het kabinet zag er in mei meer in om de warmtewet om te vormen naar een systeem dat de tarieven op de werkelijke kosten baseert. Of dat er gaat komen? Een mooi en op dit moment volkomen theoretisch ideaal zou zijn een ‘warmtemarkt’, een groot warmtenet met veel afnemers en meerdere aanbieders waardoor er prijsconcurrentie kan ontstaan en de tarieven vanzelf op de kosten gebaseerd worden. Zover zijn we niet en we moeten vooral praktisch blijven kijken. Voor bureau Kent betekent dat: eerlijk en inhoudelijk blijven adviseren over de verschillende energiekeuzes die afnemers hebben en aandacht geven aan de voor- en de nadelen daarbij.
Bij nieuwbouw speelt dan de EPC een grote rol. Want: wat is het rendement dat voor ruimteverwarming en voor warmwaterbereiding aangehouden kan worden? Vaak zijn daar kwaliteitsverklaringen voor, maar zeker niet altijd. Bijvoorbeeld bij een projectspecifiek warmtenet. Denk bijvoorbeeld aan een appartementengebouw met een collectieve pelletketel. In dat geval is het belangrijk om goed te kijken naar de optimale manier om de installatie in de EPC op te nemen. Bureau Kent weet daarin de weg.