Rebound effect verklaart deel van gemiste energiebesparing

Naar aanleiding van de warme-truiendag kwam het Lenteakkoord onlangs terug op een studie uit 2013 naar het rebound-effect ofwel de terugvalfactor. Energiezuinige huizen zijn goedkoop warm te stoken en daardoor hebben bewoners de neiging om de thermostaat gemakkelijker wat hoger te zetten. Dat is het idee.

rebound effectDe Tilburgse hoogleraar Dirk Brounen onderzocht dit in 2013 voor 600.000 woningen. Hij concludeert dat het rebound effect bestaat en tot gevolg heeft dat gerealiseerde energiebesparingen lager zijn dan de theoretische besparingen. Waar een besparing van 100% verwacht wordt, realiseren woningeigenaren daar gemiddeld 73% van. Huurders realiseren gemiddeld 59% van de theoretische besparing.

In groter verband zijn er, volgens bureau Kent, drie groepen van redenen waarom theoretische energiebesparingen in de praktijk niet waargemaakt worden.

Groep1 ‘de theorie klopt niet’. Dit houdt in dat er systematische afwijkingen zitten tussen de theorie en de praktijk. Rekenmethodieken kunnen te rooskleurig zijn, of uitgaan van onterecht gunstige randvoorwaarden. Ook kan het voorkomen dat rendementen die in het laboratorium zijn gemeten, in de praktijk niet realiseerbaar zijn. In Nederland is het niet gebruikelijk om veel aandacht aan dit onderwerp te besteden.  Men gaat er van uit dat de NEN 7120 geheel juist is en dat verschillen tussen theorie en praktijk toe te schrijven zijn aan oorzaken uit groep 2 en groep 3. Bureau Kent vermoedt echter dat de NEN 7120 te rooskleurige resultaten kan geven.

Groep 2 ‘er is niet hetzelfde gebouwd wat berekend is’. Van diverse praktijkopnames is bekend dat maatregelen waarmee in de EPC gerekend wordt, in de praktijk niet aanwezig zijn. Er worden andere glastypen, verwarmingsketels en ventilatiesystemen gerealiseerd. Meestal zijn de veranderingen ook ‘verslechteringen’. In deze groep horen ook de uitvoeringsfouten. Bijvoorbeeld isolatie die onjuist is aangebracht, of ventilatie die niet goed is ingeregeld. De theorie gaat echter uit van correct aangebrachte en goed ingeregelde maatregelen. Het gevolg is dat berekende energiebesparingen niet gehaald worden in de praktijk.

Groep 3 ‘de bewoners hebben het gedaan’. Hiermee wordt onder andere het rebound effect bedoeld: bewoners van energiezuinige huizen hebben de neiging om de thermostaat hoger te zetten. Terwijl er in de berekening van uitgegaan wordt dat de binnentemperatuur niet verandert.

De studie van Brounen en collega’s is doordacht opgezet. Onder andere is er rekening mee gehouden dat de theorie wel eens niet hoeft te kloppen en dat opnemers fouten kunnen maken (oorzaken groep 1 en 2). Daar is een correctie voor bedacht. Dus niet alle ‘gemiste energiebesparing’ die in de grafieken te zien is, wordt toegeschreven aan de bewoners.

Toch heeft bureau Kent nog twee opmerkingen. de eerste heeft te maken met lage-temperatuur (vloer)verwarming. De toepassing hiervan heeft afgelopen decennium een vlucht genomen en het komt daardoor vaker voor in energiezuinige woningen. In woningen met vloerverwarming is standaard het advies om geen nachtverlaging toe te passen. Met andere woorden: de thermostaat staat, gemiddeld over een heel etmaal bezien, wat hoger. Moeten we dat zien als bewonersgedrag of als iets dat inherent hoort bij de techniek?

De tweede opmerking gaat over het rebound effect zelf en het veel gegeven voorbeeld ervan: de bewoners van goed geisoleerde woningen zetten de thermostaat wat hoger. Het opmerkelijke is dat de NEN 7120 daar indirect rekening mee houdt. Naarmate een woning beter geisoleerd is, rekent de norm al met een hogere binnentemperatuur.